FAQ over de coschappen (deel II)

Auteur: Gepubliceerd op: 
Co-column

In de vorige PanEssay besprak ik tips voor de beginnende coassistent. Pak die editie er dus even bij als je benieuwd bent naar hoe je je kunt voorbereiden, wat handige boeken zijn en waarom je je echt niet de hele tijd #blessed hoeft te voelen. In deel II volgen nu meer praktische en niet-zo-praktische-maar-wel-belangrijke adviezen.

 

Vraag 5. Beter een witte jas die net iets te groot is, of net iets te klein?

Dit is een lastig dilemma. Een te krappe jas zit natuurlijk in de eerste plaats erg oncomfortabel, maar een te grote jas versterkt je reputatie van wannabe-dokter-maar-eigenlijk-studentje behoorlijk. Toch zul je maar voor de grote maat moeten gaan, zodat je je zakken kunt volproppen met eten en allerlei medisch uitziende objecten (zie vraag 2 in de vorige editie)  - deze laatste werken juist positief voor je imago.

En als je twijfelt over ook een witte broek of niet (verschilt per afdeling): vraag het je medeco’s!

 

Vraag 6. Wat zijn mijn taken?

Een coschap ‘op de zaal’ (verpleegafdeling) bestaat vooral uit: ochtendoverdracht (= hopen dat ze je geen vragen stellen), visite (= met de arts-assistent langs de opgenomen patiënten lopen), statussen bijwerken (= bevindingen van tijdens de visite opschrijven), dingen regelen voor de patiënten (diagnostiek, familiegesprekken, ontslagbrieven) en dan de middag/avondoverdracht (= alvast fantaseren over je avondmaaltijd). Het is gebruikelijk om na even meegelopen te hebben zelf een paar ‘bedden’ onder je hoede te krijgen, dus dan doe je voor die patiënten de bovengenoemde dingen die de arts-assistent anders zou doen, alleen doe jij ze dan heel traag en inefficiënt. 

Op de polikliniek is er helaas vaak genoeg alleen ruimte/tijd voor een passieve coassistent: je kijkt mee met het consult en kunt daarna hopelijk even met de arts napraten. Bij de beter georganiseerde en minder specialistische coschappen mag je eerst zelfstandig de patiënt zien (= anamnese + LO), waarna je de patiënt overdraagt aan de arts en jullie samen verder gaan. Dit is een uitstekende manier om te leren en patiënten vinden dit vaak ook heel leuk! 

Op de OK is er ook weer die passieve/actieve tweedeling: soms mag je assisteren (= met dat zuigertje en/of brandertje), soms mag je überhaupt niet steriel staan en zie je er zo sneu uit dat de OK-assistent je een krukje aanbiedt om op te staan, zodat je in ieder geval nog iets kan zien. (Tip: vraag zelf om dat krukje!)

 

Vraag 7. Hoe laat mag ik naar huis?

Dat wisselt heel erg en je hebt het helaas bijna nooit zelf in de hand. Bij een coschap op de zaal mag je vaak na de overdracht naar huis, die is meestal rond vijf uur. Maar dit zegt alsnog weinig; ik heb overdrachten van dertig seconden meegemaakt, maar ook van drie kwartier. Omdat je je eindtijd vooral bij een nieuw coschap nog niet goed weet, doe je er goed aan om voor uitgebreide noodrantsoenen te zorgen. Als je dan op de eerste dagen van het coschap onverwacht laat en uitgehongerd het ziekenhuis uit rolt, hoef je in ieder geval dan niet ook nog te stressen over je avondeten. Niemand wil na een lange dag om 17:30 nog naar de supermarkt, dan wil je gewoon naar huis. Misschien zijn je dagen wel veel korter, maar vaak weet je dit nog niet wanneer je coschap net begint. Zorg daarom dat je op zondag al flink wat boodschappen doet, je huisgenoten vraagt of ze willen koken of een paar maaltijden in je vriezer hebt staan. 

Kun je een keer juist lekker vroeg stoppen, voel je dan alsjeblieft niet schuldig! En wees blij voor iemand anders als diegene vertelt een paar uur eerder al naar huis te zijn gegaan. Ik weet nog dat ik aan het begin van M1 een medeco vertelde dat ik de dag ervoor eerder klaar was, en ze gechoqueerd riep: ‘Vier uur? VIER uur? Jéééétje, ik was pas om half acht thuis, hoor!’ Sindsdien durfde ik mijn sporadische vroege eindtijden een tijd lang niet meer met andere co’s te delen. Nu hoop ik vooral voor haar dat ze nog geen burn-out heeft.

 

Vraag 8. Hoe ga ik dit ooit overleven?

Hoewel de coschappen regelmatig zwaar kunnen zijn, zijn er meestal ook lichtpuntjes te ontdekken. Koester deze leuke momenten, vooral als het gaat om een ervaring waarbij je positief verrast was door je eigen handelen. Relativeer complimenten van patiënten of collega’s niet (‘maar dit was gewoon ook een makkelijke casus’), maar sla ze op voor als je er later even doorheen zit. Geniet van deze unieke kans om vanaf de eerste rij het werk van specialisten en de persoonlijke verhalen van patiënten te aanschouwen, nog zonder dat je de vervelende kanten (administratie, verantwoordelijkheid, klachten) van het vak hoeft te dragen. Als dit echt niet lukt, bedenk je dan dat het altijd 5 uur wordt - of half 8, voor die ene co.