"Wat moet je?"

Auteur: Gepubliceerd op: 
Co-column

De hulpvraag: een zelfstandig naamwoord dat in de bachelor niet voorkomt, maar waar in het KTC zo op gehamerd wordt dat je tijdens M1 geregeld ’s nachts zwetend wakker wordt en je bedpartner ijlend vastgrijpt: “Hoe kan ik je helpen?!”

Tuurlijk, het is ook belangrijk om helder op tafel te krijgen waarom déze patiënt met déze klacht júíst nu… Et cetera, et cetera. Hoewel ik het belang van de hulpvraag nooit heb onderschat, kwam ik er laatst pas achter dat het behoorlijk lastig kan zijn om uit te vinden wat de patiënt precies van je wil. Ik acht mezelf redelijk taalvaardig, anders zou ik deze columns niet schrijven. Toch betrapte ik mezelf er tijdens mijn huisartsencoschap op dat ik me geregeld schuldig maak aan het foutief interpreteren van de hulpvraag. De patiënt geeft je stukjes informatie, iets over een teen en een splinter, en jij staat al op om je pincet te pakken. Maar wat als blijkt dat deze meneer eigenlijk een tetanusinjectie wil, of dat hij psychotisch is en splinters hallucineert, of dat zijn vrouw met Münchausen by proxy overal splinters voor hem neerlegt? Dit zijn wellicht wat vergezochte voorbeelden (soms moet ik wat fantasie kwijt, anders zou ik deze columns niet schrijven), maar je moet als arts altijd alert blijven op deze en minder spectaculaire plottwists tijdens anamnese of lichamelijk onderzoek. Zo kwam er op mijn eerste dag een meisje naar de praktijk met vaginaal bloedverlies; uiteindelijk bleek ze het weekend ervoor verkracht te zijn geweest.

De week erna, iemand met luchtwegklachten en een forse tunnelvisie van mijn kant.

Ik: ‘Maakt u zich zorgen?’

Patiënt: ‘Ja, nou ja, wel een beetje.’

Ik: ‘Waarover maakt u zich dan zorgen?’

Hij: ‘Nou ja, je weet wel, in deze tijd, dan ga je toch nadenken, heb ik dan nu niet ineens ook…’ (sterft weg)

Ik: ‘O ja, ik snap het al.’

Hij: ‘… chronische bronchitis?’

Daar zat ik dan, klaar om mijn corona-anamnese op hem af te vuren. In zo’n situatie ben ik geneigd om vrij snel te denken dat ik weet waarvoor iemand komt en op dat punt te stoppen met het uitvragen van de hulpvraag. Dit consult bewijst dat het beter kan zijn om je van de domme te houden totdat de patiënt zelf letterlijk zegt waar hij aan denkt, en dat dus niet voor hem in te vullen.

Het kan beter zijn om je van de domme te houden.

Invullen gebeurt ook wanneer je de patiënt een gelimiteerd aantal opties geeft om uit te kiezen. Aan het einde van mijn afsluitende samenvatting van de anamnese zeg ik vaker dan zou moeten: ‘En maakt u zich nou zorgen? Of wil u vooral gewoon van de klachten af zijn?’ Hoewel zo’n multiple choice voor de patiënt makkelijk lijkt, zal je patiënt nu een drempel ervaren om toe te geven dat eigenlijk geen van deze twee opties, maar een veel gênanter derde alternatief, op hem van toepassing is.

Hoe moet het dan wel, welke open vraag zet je in? De keuze is reuze. ‘Hoe kan ik u hiermee helpen?’ ‘Wat verwacht u nu van mij?’ Of: ‘Wat is uw vraag over deze klacht(en)?’ - als co is deze heel makkelijk in te zetten in deze vorm: ‘Ik haal zo de dokter erbij, wat voor vraag heeft u aan hem/haar?’

Welke formulering je ook kiest, wees direct en draai er niet omheen omdat dat voor jou of de patiënt comfortabeler zou zijn. Zelf liep ik een keer met een dermatoloog mee die er een hele show omheen creëerde: ‘En vertel eens… U zat hier naartoe in de auto, of op de fiets… Of in de bus? Toen heeft u vast nagedacht over deze afspraak, over wat ik zou gaan zeggen. Of u heeft het er met elkaar over gehad, met uw echtgenoot. Wat hoopte u toen dat ik nu ga zeggen? Wat was toen uw verwachting van dit consult?’ Deze patiënt had een half uur moeten wachten op zijn afspraak door uitloop van het spreekuur – en ik snap nu waarom.