Verboden toegang

Auteur: Gepubliceerd op: 
Column

Door: Julia van Koeveringe

 

“En je bent coronavrij?” “Jazeker, ik ben helemaal fit” “Honderd procent?” “Ja meneer, honderd procent.” Maar getest ben ik niet en het zou zomaar kunnen dat ik, ook in alle voorzichtigheid en met alle panische reacties op ook maar enig contact, het virus met me mee draag. Bezoekers komen niet meer binnen en gezichts crème wordt op een afstand met plastic handschoentjes aangebracht, waarbij je dan ook nog eens de crème per ongeluk half in het haar smeert. 

Als studente Gezondheidswetenschappen aan de universiteit heb ik de afgelopen drie jaar veel theoretische kennis over de gezondheidszorg opgedaan. Beleidsmatige beslissingen over zorginstellingen en de praktische indeling van de ouderenzorg maken deel uit van het curriculum. Het echte verzorgen van ouderen maken geen deel uit van deze studie. De oproep om hulp in een woonzorgcentrum in eigen stad, met het idee dat het huidige personeel in een later stadium in de crisis de lasten niet meer zou kunnen dragen, leek voor mij een uitkomst. Zo zou ik de zorg letterlijk een handje kunnen helpen en word ik zelf een bewust van wat er zich in de praktijk afspeelt. 🡪 dit zou dan wegkunnen, maar als je zo’n inleidend achtig iets er wel in wilt, kan je natuurlijk ook een ander stuk weghalen.

Naast eenpersoonskamers zijn er ook koppelkamers in het woonzorgcentrum. Mevrouw is nog erg helder, ondanks het digitale vergrootglas dat ze gebruikt om de lettertjes van haar boek met 400% te vergroten. Meneer is ook bewust van de hele situatie die zich nu afspeelt. Iets té bewust. “Waarom staan jullie stoelen zo ver uit elkaar? Hebben jullie dat altijd zo staan?” “Maar dat moet toch? We moeten toch op anderhalve meter afstand blijven van elkaar?” Een echtpaar, wat al minstens vijftig jaar zij aan zij heeft geleefd. Slapen doen ze nog wel naast elkaar, maar de stoelen in hun kamer staan zo’n twee meter uit elkaar. “Maar voor júllie is dat niet nodig. Als je met elkaar samen woont geldt die afstandsregel niet.”

Zevenennegentig jaar werd mevrouw afgelopen vrijdag. En aan alle ballonnen en vrolijke cadeaus te zien heeft ze haar verjaardag vrolijk kunnen vieren. Ze praat er nog steeds stralend over, net als de andere verzorgers die liefdevol over haar familie praten. ‘’Weliswaar een bijzondere verjaardag’’, benadrukt mevrouw. Ondanks dat er geen familie of vrienden in het woonzorgcentrum mochten komen, heeft mevrouw haar verjaardag tóch met haar kinderen en kleinkinderen kunnen vieren. Buiten staat een tent, een aantal stoelen en een telefoon. Mevrouw heeft ook een telefoon in haar hand. Stralend praat de familie met mevrouw, die vandaag 97 is geworden. En dat wordt uitbundig gevierd.

Meneer heeft een bordje met ‘verboden toegang’ op zijn kamerdeur hangen. Schoonmakers mogen hier niet meer naar binnen komen. Verzorgers heeft meneer hoe dan ook nodig, zij nemen ook een deel van de schoonmaak voor hun rekening. Meneer wordt verdacht corona te hebben. Dat betekent nogal wat voor oudere mensen. Niet alleen omdat ouderen tot een risicogroep behoren, maar ook omdat deze ouderen de dagelijkse zorg niet kunnen missen. Uit bed gehaald worden door iemand waarvan je geen idee hebt wie je aanraakt. Gewassen worden door iemand die totaal verpakt is en bang is om besmet te raken. Ontbijt wordt buiten de kamer neergezet met wegwerpplasticbestek, dat binnen wordt gehaald door de verzorger in pak. Deur sluiten, even ademhalen. Het telefoontje komt een paar uur later. “De uitslag is binnen.” De verzorgers van het team, die Meneer allemaal kennen en allemaal verzorgd hebben, staan bij elkaar. “Meneer is negatief getest!” Even stil, ‘’Negatief betekent goed hè, ja toch?’’ ‘’Ja.’’

Je leert veel in zo’n zorgcentrum. Naast de verzorgende taken en het echte werk dat je moet uitvoeren, leer je nog veel meer. Niet alleen het dialect wordt mij aangeleerd door menig bewoner, ook een groot stuk nuchterheid en wijsheid krijg ik mee. Voor de hand liggende vragen over bijvoorbeeld het weer, het seizoen en je dagelijkse routines, dekken voor negentig procent van de mensen hun gespreksstof. Van die vragen die door vrijwel iedereen puur uit beleefdheid worden gesteld, waarbij het antwoord  er bij voorbaat al niet meer toe doet. Ik waag me er ook aan, ik ben ten slotte nieuw en voel me niet gevraagd om direct iemands levensverhaal uit te diepen. “Heeft u lekker geslapen Mevrouw?” “Ja. Nou ja, geen idee. Ik lag te slapen.” Glimlachend bedenk ik me dat deze nuchtere wijsheid me nog nooit zo’n passend antwoord heeft gegeven.