VGT-hulp embryologie II

Auteur: Gepubliceerd op: 
VGT-hulp

Of je nu bruut bent wakker geschud of achteroverleunend wat vakjes hebt aangekruist, de eerste voortgangstoets van dit jaar zit erop. En om de dit-zou-ik-moeten-wetenmomenten te voorkomen, zetten we steeds een onderwerp uiteen dat zomaar eens op de volgende toets bevraagd kan worden. Deze keer is dat het tweede en laatste deel van de embryologie.

Week 4

Een belangrijke gebeurtenis in de vierde week is het vouwen van het embryo. Hierbij ontwikkelt de platte embryonale schijf zich tot een soort cilinder. Dit vouwen gebeurt simultaan in twee vlakken: het middenvlak en het horizontale vlak. In het middenvlak vouwen de uiteinden zich dusdanig dat de craniale en caudale gebieden zich in ventrale richting bewegen.

Eerst vindt de vouw bij het hoofd plaats. Neurale vouwen in het craniale deel beginnen zich te ontwikkelen tot de hersenen en ze gaan dorsaler in de amnionholte liggen. De voorhersenen gaan als het ware over de voorloper van het hart liggen, voorbij het orofaryngeaal membraan (zie figuur). Tegelijkertijd gaat een aantal structuren ook ventraler liggen. Hiertoe behoren het septum transversum (mesoderm boven het hart), het hart zelf en het orofaryngeale membraan. Tijdens deze fase behoort een deel van de dooierzak tot de voordarm. Het orofaryngeale membraan zorgt ervoor dat de dooierzak niet daadwerkelijk doorloopt tot de mondholte. Na het vouwen ligt het septum transversum caudaal ten opzichte van het hart, waar het een groot deel van het middenrif zal gaan vormen. Tevens liggen na het vouwen de coelomen anders. Het platte intraembryonale coeloom splitst zich in een pericardiaal coeloom, ventraal gelegen en is via het pericardioperitoneale kanaal verbonden met het peritoneale coeloom. Dit kanaal loopt dorsaal over het septum transversum. Het peritoneale coeloom communiceert aan weerskanten met het extraembryonale coeloom.

De vouw aan het caudale eind vindt later plaats dan de vouw aan het craniale eind en is het gevolg van groei van de neurale buis. Naarmate het embryo groeit, gaat de staart over het cloacamembraan hangen en komt de staart ventraal te liggen. Ook wordt een deel van de dooierzak ingesloten in de achterste darmen. Het laatste deel van deze darmen dijt gauw uit en vormt de cloaca. De cloaca is gescheiden van de amnionholte door het cloacamembraan. De primitiefstreek ligt nu caudaal ten opzichte van het cloacamembraan. Het embryo is nu verbonden met de moeder via de ventrale zijde.

Het horizontaal vouwen zorgt voor laterale plooien, zowel links als rechts. De somatopleura (structuren dichtbij het ectoderm) vouwen naar het midden. Hierdoor rollen de randen van de embryonale schijf ventraal en vormen op deze manier een cilinder. Terwijl dit gebeurt, wordt een deel van de dooierzak ingesloten in de middendarm. Het oppervlak waar het amnion en het embryo elkaar raken is na het horizontaal vouwen drastisch afgenomen tot de navel. De dooierzak laat weer los van de middendarm die zich aan de dorsale buikwand vastmaakt middels een dun mesenterium, een dubbele laag peritoneum (buikvlies). De navelstreng begint zich ook te vormen, alsmede vordert de ventrale fusie van de laterale plooien. Dit heeft als gevolg dat het raakoppervlak van de intraembryonisch en extraembryonisch coelomen kleiner wordt. Laatstgenoemde wordt echter wel weggevaagd door de amnionholte en het amnion bedekt de navelstreng.

Vrees niet als je dit wat weinig vond; er gebeurt meer in de vierde week. De neurale buis bevindt zich tussen de somieten, maar is open bij de uiteinden: de rostrale en caudale neuroporus. Na 24 dagen worden de eerste faryngeale bogen zichtbaar. De eerste, genaamd de mandibulaire boog, is belangrijk voor de onderkaak terwijl de rostrale verlening hiervan de bovenkaak vormt. Rond dag 26 gaat de rostrale neuroporus dicht en gaan de voorhersenen omhoog wat het embryo een C-vormige uitstraling geeft. Ook worden ledematen enigszins herkenbaar als uitsteeksels bij de ventrolaterale randen. De oren en ogen beginnen zich ook steeds meer te ontwikkelen. Tegen het einde van de vierde week sluit de caudale neuroporus.

Week 5

De weken die volgen zijn iets minder spannend dan de vierde week. Het hoofd groeit in deze week een stuk sneller dan de andere regionen. Dit komt door de snelle groei van de hersenen en het gezicht. De ook snelgroeiende tweede faryngeale boog gaat sneller dan de derde en vierde en vormt zodoende een deukje aan weerskanten, de nekholte. Ribbels duiden de plek van de ontwikkelende nieren aan.

Week 6

In de zesde week lijkt de motoriek zich een stuk ontwikkeld te hebben. Het embryo begint namelijk spontaan te bewegen, zoals het trillen van de romp of ledematen. Embryo’s laten in dit stadium ook reflexen na aanraking zien. De bovenste ledematen differentiëren verder: de ellebogen en handplaten zijn nu zichtbaar. Op die handplaten kunnen vingers worden onderscheiden. Een paar dagen later gaan ook de onderste ledematen meer ontwikkelen. Er ontstaat een groeve tussen de eerste twee faryngeale bogen die later het externe oorkanaal vormt. De netvliezen zijn ook beter te onderscheiden nu; de ogen zijn goed zichtbaar. Het hoofd is nu vrij groot en hangt over het hart. De darmen komen in het extraembryonale coeloom te liggen via het proximale deel van de navelstreng. Deze hernia is nodig omdat het abdomen simpelweg te klein is voor de snelgroeiende darmen.

Week 7

De afzonderlijke vingers worden nu steeds beter zichtbaar. Er is gaandeweg minder communicatie tussen het darmstelsel en de dooierzak. Tegen het einde van de zevende week begint ossificatie van de bovenste ledematen.

Week 8

Dit is de laatste week van de embryonale periode. De vingers zijn nu los maar ogen gevind. De tenen zijn nu ook beter zichtbaar. De staart is er ook nog steeds maar oogt wel stomp. De schedel vasculaire plexus (vitaal voor de bloedvoorziening rond de hersenen) is nu verschenen als een soort band rond het hoofd. Betekenisvolle bewegingen van de ledematen starten in de achtste week. Je zou kunnen zeggen dat het embryo nu ‘menselijk’ oogt, hoewel het hoofd nog relatief vrij groot is. Het is nu nog niet mogelijk om tussen geslachten te differentiëren.

Het moge duidelijk zijn dat embryologie niet een vakgebied is dat je in een ochtendje onder de knie hebt; naast de twee VGT-hulpen kan je nog wel honderden pagina’s schrijven over de afzonderlijke orgaansystemen. Hopelijk bieden deze samenvattingen enige houvast in dit zich ontwikkelende specialisme.