“Trekt u maar een nummertje, mevrouw”

Auteur: Gepubliceerd op: 
Column

“Soms...”, begint ze vertwijfeld haar zin, “…merk ik dat de patiënten op het spreekuur veranderen in een nummer. Dan hebben we de ene saaie controleafspraak na de andere en hoop ik dat mijn supervisor het rijtje gewoon zo snel mogelijk afwerkt”. Beschaamd kijkt ze me aan. Ik glimlach. Haar verhaal doet me denken aan die ene keer dat ik zelf ineens patiënt werd en ik me precies zó voelde: een nummer op de lange lijst van de arts.

De hele ochtend al slenter ik in de wachtkamer heen en weer. Zo nu en dan word ik opgehaald voor een buisje bloed, een X-thorax en nog een buisje bloed. “Mooie vaten heb ik hè? Ik heb laatst zelf leren prikken”, kwebbel ik opgewekt tegen de verpleegkundige.

Ondertussen app ik met mijn vrienden. Wat er aan de hand is, is de voornaamste vraag. “Een overbezorgde huisarts,” antwoord ik. Ze verwees me door met pijn in mijn linkerzij, maar ik verscheen vervolgens lachend op mijn fietsje bij het Martini, dus erg serieus namen ze me niet op de SEH. Mijn bezorgde ouders vertel ik dat ik echt zo weer thuis ben.

Tot de ANIOS me binnen roept voor de bloeduitslag. “Je D-dimeer is verhoogd, we moeten een CT-scan laten maken,” zegt hij met een uitermate serieuze blik. Ik barst uit in een ongemakkelijke lachbui. Deels door de zenuwen en de ongemakkelijkheid van de ernstige stilte die de ruimte vult, maar vooral uit ongeloof. Pas wanneer de CT-scan beoordeeld is, kan ik er niet meer onderuit: toch een longembolie.

Van bijdehante geneeskundestudent die door een vergissing van de huisarts tussen de patiënten is beland, verander ik plotseling zelf in een patiënt. Ik denk terug aan mijn consultatietraininingen. Blijkbaar is dat dus echt hoe het gaat met onverwacht slecht nieuws: fysiek ben ik aanwezig bij het gesprek met de ANIOS, maar de inhoud gaat compleet langs me heen. Ik krijg een stapel pillen mee, stap op de fiets en zit twintig minuten later weer in de collegebanken.

Nog steeds wiebel ik tijdens een lange collegedag panisch met mijn voeten heen en weer
 

Een maand later zie ik voor het eerst een echte arts. Mijn flauwe grappen en zelfspot hebben inmiddels plaatsgemaakt voor serieuze vragen. Hoe kon dit zomaar gebeuren? Mag ik nog anticonceptie gebruiken? En hoe zit het met mijn zusjes? Moeten die nu ook stoppen met de pil? Hoe weet ik zeker dat het een eenmalig incident was? Kan dit nog een keer gebeuren?

Ik loop de spreekkamer in met alle vragen op een kladblok paraat, maar tot mijn verbazing sta ik binnen twee minuten weer op straat. Ik voel me beduusd, overrompeld en vooral niet gehoord. Pas nu ik voor het eerst aan de andere kant van de tafel zit, realiseer ik me niet alleen hoe belangrijk het is om je te verplaatsen in je patiënten, maar vooral ook hoe makkelijk het is om dat af en toe te vergeten.

Eigenlijk is het artsenbestaan net als bungeejumpen. De eerste keer sta je met knikkende knieën de diepte in te turen, maar na de vijfde sprong is de spanning er wel vanaf. Hoezeer we ook ons best doen een empathische arts te zijn, toch sluipt ook af en toe de sleur in de lange dagen. Tijdens het consult van de laatste patiënt van de ochtend baal je vooral dat het spreekuur weer een half uur uitloopt. Al snel spookt door je hoofd hoe de warme kroketjes onderhand vast door je collega’s voor je neus zijn weggevist. Een zeer menselijke gedachte, zeker wanneer honger de overhand krijgt en mevrouw S. al de dertiende is vandaag met een follow-up afspraak over haar longembolie.


Al snel spookt door je hoofd hoe de kroketjes door je collega’s voor je neus zijn weggevist.
 

Maar zodra jij je plek in de kantine inneemt, is het hoofdstuk voor de patiënt niet afgesloten. Plots realiseer ik me dat zelfs een kleine longembolie je ’s nachts uit je slaap kan houden. Vragen wisselen zich af met angst en zorgen. Mijn werk als sportinstructrice stond plotseling stil, omdat mijn conditie in een klap verdwenen was. Mijn lichaam veranderde in een bont en blauw slagveld door de bloedverdunners en de anticonceptiepil kan ik de rest van mijn leven niet meer gebruiken. Nog steeds wiebel ik tijdens een lange collegedag geregeld panisch met mijn voeten heen en weer, vanuit de waarschijnlijk totaal ongegronde angst voor een tweede trombus in mijn been.

En terwijl ik er met bizar weinig kleerscheuren vanaf gekomen ben, is voor vele andere patiënten de impact van hun ziekte levensgroot. Dus de volgende keer dat je gedachten afdwalen naar die heerlijke lunch, bedenk dan dat ziek zijn helaas niet duurt van negen tot vijf.