De dienst

Auteur: Gepubliceerd op: 
Doc-column

Tijdens je geneeskundeopleiding leer je veel: een meter of twee aan medische theorie, patiënten bevragen over hun stoelgang en kansen op SOA’s, kochers vasthouden op OK en het dagelijks, per competentie uitwerken van je reflectieverslagen. Er is zoveel te leren dat voor luttele bijzaken als anatomie, leren statussen en ECG’s beoordelen nauwelijks plaats meer is. Toch is er ander een essentieel onderdeel van het dokterschap dat merkwaardig genoeg nauwelijks aan bod komt: de dienst.

De winkels in Groningen mogen dan tegenwoordig op zondagmiddag geopend zijn, wie midden in de nacht om vers brood of een nieuwe 4K-HD-3D curved OLED televisie verlegen zit, zal tot de morgen moeten wachten. In de zorg gaan de deuren echter nooit dicht. De overgrote meerderheid van dokters, verpleegkundigen en verzorgenden werkt ook wanneer de accountant met een bord spaghetti op schoot de Eredivisie zit de kijken of de slager ligt te dromen over een nieuw recept voor zijn kruidenworstjes.

Als je, zoals ik, meer gecharmeerd bent van gemoedelijke, eerstelijns zorg, dan zijn ziekenhuizen fijn in de dienst; ze veranderen van gezicht. Zelfs over de hectische fabriek van het UMCG valt in de nacht een serene rust. Uitgestorven gangen, gedimd licht, gesloten deuren. Wanneer je in de nacht bij een patiënt geroepen wordt die alleen het bedlampje aan heeft staan, is de sfeer haast huiselijk. Het heeft best wat weg van een huisarts die op visite gaat: in kleinere perifere ziekenhuizen ben je vaak de enige dokter op dat moment. Jij beslist wat er aan de hand is en wat je gaat doen met een patiënt die verward is, of kortademig is, of pijn op de borst heeft. Er is wel hulp, maar je gaat niet ‘zomaar’ de specialist ‘s nachts uit bed bellen.

Je verantwoordelijkheid wordt beproefd in de dienst. Na jaren oefenen sta je er even alleen voor of hooguit met een andere basisarts aan je zijde. Hoewel in Meppel dagelijks best zieke patiënten binnenkomen kreeg ik mijn eerste echt instabiele patiënt pas na een maand of twee. Slaperig, verward, fors tachypnoeïsch met saturaties van 80% zonder zuurstof, sinustachycardie ergens in de 180, tensies van 70/40 mmHg en koorts. Hij was nog relatief jong, onder de pensioengerechtigde leeftijd, maar leed aan dementie. Vanwege een reden die ik door alle hectiek nu niet eens meer weet moest de patiënt opgevangen worden op de (net als in het UMCG bijzonder kleine) MRSA kamer en behandeld in isolatie, wat de situatie bepaald niet makkelijker maakte.

Kleinere ziekenhuizen zonder 24/7 SEH artsen zijn bepaald niet geroutineerd in het opvangen van dergelijke patiënten als het UMCG. Als je enige vorm van orde wil zal je zelf de leiding moeten (leren) nemen. De nodige stress later bleek de patiënt uiteindelijk drie typen shock te hebben: hypovolemisch bij gastroenteritis, septisch bij pneumonie en cardiogeen bij een STEMI. Veel infuuspogingen, enige botnaalden, liters vulling, grammen amoxicilline en ciproxin later werd hij min of meer stabiel naar de intensive care gebracht. De volgende dag wist de internist te melden dat het verrassend goed ging met de patiënt. Gelukkig.

Sommige dingen zijn niet goed te leren voor je ze doet. Fierljeppen, taartenbakken en diensten draaien horen daarbij. Je kan je wel enigszins voorbereiden. Ten eerste: zorg dat je kennis op peil is, mede hierdoor leer je rustig te blijven, systematisch te werken en kort en krachtig over te dragen – specialisten zitten niet te wachten op minutenlange stotterverhalen.. Ten tweede: denk aan jezelf, blijf eten en drinken, zorg voor leuke dingen op dode momenten en slaap vóór en niet te lang ín de nachtdienst. Tot slot: ken je grenzen, hulp is nooit echt ver weg. Er staan genoeg mensen aan de kant om je uit de sloot te trekken.